Rudolph Rolfes ‘Jürgengeels’ van Plaatze 12 (1788),
Rütenbrock
Door Gerard Steenhuis, Barger-Compascuum mei 2014
1. De achtergevel van de
boerderij aan de Ter Apeler
Strasse 17 (foto; GS)
In Rütenbrock staat, op steenworp
afstand van de grens met
Nederland, de boerderij van de
familie Rolfes. De boerderij staat
aan de weg van Ter Apel-Barnflair
naar Rütenbrock. Na de bocht bij
de grenswinkel komt eerst aan de
rechterkant de Chinees ‘Hong
Fong’, dan de vroegere
Nederlandse douane dan de Duitse
en dan staat direct na de grens de
bedoelde boerderij (1). Het
woonhuis staat met het gezicht
naar Nederland en is sinds ruim
tien jaar onbewoond. De grote
schuur en de andere bijschuren
worden gebruikt als opslagplaats.
Bij de boerderij hoort 26 hectare
grond, die verpacht worden. De
huidige eigenaar- een dochter van de familie- heeft achter de boerderij, maar op hetzelfde perceel, in 1997 nieuwgebouwd.
Dit geslacht Rolfes woont hier al sinds enkele jaren voor 1800 en heeft als bijnaam ‘Jürgengeels’ naar de stamvader Jürgen Geele/Gähle. Ze
zijn één van de eerste ‘colonisten’ die in 1788 een Plaatze krijgen toegewezen in Rütenbrock (Menke, 1988). Soms wordt ook de naam
Rudolph Rolfes- de ingetrouwde schoonzoon- geschreven. Er is veel nageslacht en Rolfes is een veelvoorkomende naam in het Duitse
Emsland, maar ook in de beide Nederlandse provincies Groningen (Westerwolde) en (Zuidoost) Drenthe.
Oostgrens van het Bourtanger Moor
Tot eind achttiende eeuw ligt de streek onopgemerkt aan de oostkant van het beekje ‘Rüten Aa’. Het vormt een overgangsgebied van de hoger
en oostelijker gelegen zanddorpen aan de Ems naar het lager en westelijker gelegen Bourtanger Moor (Keller, 1971 en Schlicht, 1956). Hier is
zand uit de beek Ruiten Aa aangeslipt. Bomen, sparren en ander naaldhout, hebben wortel geschoten in het natte zandland. Graslanden zijn
ontstaan, afgewisseld met poelen met moeras en heideland. Het zijn de broeklanden (brock) van het riviertje Ruiten Aa. In de middeleeuwen
pachten kloosterlingen uit Ter Apel weideland in het Rütenbrock-gebied van de markegenoten van Langen en Haren (Dirkers, 1963).
De boeren uit de zanddorpen op de westoever van de Ems hebben de streek als gezamenlijke marke- land in gebruik. Die van Ober- en
Niederlangen in het noorden en die van Altharen in het zuiden. Hun gezamenlijke schaapskuddes grazen op de hei en weidevelden (Lagemann,
1946). Het land is slecht begaanbaar en niet bewoond, eeuwenlang.
Sfeertekening geschreven in 1963
In de inleiding van ‘175 Jahre Rütenbrock-Lindloh-Schwartenberg, Festschrift zum Gedenkjahr 1963’ geeft de Rütenbrocker leraar Carl
Dirkers (1904-1979) over de nog onbewoonde jaren de volgende sfeertekening:
“Im Brooke
Wenn der Wanderer, von den Sanddünen der Ems kommend, seine Schritte nach Westen lenkte, tat sich vor seinen Augen die endlose
Weite des Bourtanger Moores auf. Nur Kundige wussten die Wege und Stege, auf denen man über die Tangen (zandtong) hinweg zum
Ufer der Ruiten-Aa mit ihren üppigen Grünlandflächen, zum waldreichen Linteloh oder zu den sandigen Erhebungen der Schwarzen
Berge gelangen konnte. Sie mieden die trügerischen (bedriegelijke) moorgepolsterten Sümpfe (moeras) und umgingen die zahlreichen
schilfgesäumten Kölke, auf denen sich in grossen Scharen Wasservögel aller Art tummelten.
Die Bauern von Altharen und beider Langen trieben im Sommer ihr Vieh in den Brook, stachen Torf und Plaggen oder jagten Enten und
Wildgänse. In Winter würde Rohr (rietpijp) und Schilf (riet) geschnitten und Holz geschlagen, das nach alten Gerechtsamen verteilt
würde”.
Natuurlijke grens
Verder naar het westen begint het Bourtanger Moeras, dat als een natuurlijke grens ligt tussen de beide buurlanden; de Republiek der
Verenigde Nederlanden en het Bisdom Munster. In de jaren die hiervoor liggen zijn greppels gegraven, leidijken geslecht en kanaaltjes
aangelegd. Het moerasland- hier ten oosten van Nederland- laat zijn water los en maakt bewoning en bewerken mogelijk.
De landeigenaar ‘Bisschop van Munster’ heeft hier alle belang bij. Er heerst grote armoede en schaarste onder ‘zijn’ mensen in het
Munsterland. Er is te weinig vruchtbaar land om het broodnodige voedsel te verbouwen, overbevolking. Maar er speelt meer.
Volgens Heinz Menke (1935) heeft vooral de zevenjarige oorlog (1756-1763) het land uitgeput. De grote landen Oostenrijk, Frankrijk, Saksen
en Rusland enerzijds en Pruisen, Engeland en Hannover anderzijds strijden om de macht in Europa. Het Duitse land verkeert in een constante
staat van oorlog. Het Munster- en Emsland worden geplunderd. Er is armoede en schaarste, veel bewoners emigreren naar Amerika.
Maar ook blijkt het land aan de uiterste westgrens toegankelijk te zijn en dreigt het moeras zijn natuurlijke grensfunctie te verliezen. De
Bisschop vreest invallen vanuit het westen en wil de grenslijn versterken.
1788
Dan sticht de Bisschop in 1788 veertien dorpen ‘Colonien’ op de Duitse rand van het uitgestrekte Bourtanger Moeras, ‘Moorcolonien’.
Volgens overleveringen worden pamfletten bij de kerken in het Munsterland opgehangen om de bewoners erop te wijzen dat er ‘nieuw’ land is,
dat ze als kolonisten-boekweitboer een bestaan kunnen opbouwen in de nieuw te stichten koloniën in het land ter linker zijde van de Ems.
Tijdens de katholieke dienst maken pastoors vanaf de kansel
hier melding van. Er is grote toeloop (Gröninger, 1910 en
Hartmann, 1974).
Velen zijn geïnteresseerd, maar slechts enkelen hebben
doorgezet. De slechte omstandigheden; moeras, water, geen
wegen, geen bouwmateriaal, land waar slechts de risicovolle
boekweitverbouw mogelijk is, doet velen weer terugkeren.
Rütenbrock is één van de eerste plaatsen waar de bewoning op
gang komt. 90 Plaatzen worden uitgemeten in de drie
buurdorpen, 36 in Rütenbrock, 18 in Schwartenberg en weer
36 in Lindloh. Daarnaast nog twee schoolplaatzen, één in
Lindloh en één in Rütenbrock. Per loting worden de nieuwe
bewoners ingedeeld.
2. Eerste kolonistenhuis ‘Wohnhütte’
beschreven in Blanke, 1938
1/6
Ga naar de volgende pagina