Handelscompagnieën De Duitse handelaren uit het Westfalen organiseren zich in handelscompagnieën, die ze aangaan met de eigen kinderen, gezinsleden of andere katholieke families. Familiebanden zijn van belang, er wordt samengewerkt en het werk doorgegeven van vader op zoon. De handel blijft binnen de familie. De Duitsers kopen centraal hun waren in (doek, linnen, woldekens, band enz.) en sturen vanuit het thuisland de verschillende marskramers op pad, Nederland in. In hun woonplaatsen bouwen ze grote en smaakvolle handelshuizen, die tot op de dag van vandaag de marktpleinen sieren. Veel handelshuizen staan aan het oude pad vanuit het Osnabrücker- en Munsterland naar Lingen. In Schapen aan de doorgangsweg naar Beesten staat dit huis. Het middenstuk is nu een antiekzaak. Gezien de grootte en ligging heeft het huis de vorige eeuwen dienst gedaan als handelshuis (foto; Annelies Möhlmann) V en D en C & A Ook besluiten kinderen van deze families zich uiteindelijk te vestigen in Nederland en hier handelshuizen te vestigen. Dit ook om de invoerbelastingen te omzeilen. Het zijn de geslachten Bruns, Greve, Huesmann, Voss, Stockmann, Lampe, Kühlmann, Schweichmann, Vroom, Dreesmann (V&D). Clemens en August Brenninckmeijer (C&A). Zij komen uit deze streek en verbinden hun familienamen aan de in Nederland gevestigde confectie-, handels- en warenhuizen (Haverkamp, 2010). Zo verhuist een telg uit de Schapener familie Veerkamp naar het Groninger Hoogezand-Martenshoek en begint hier een confectiezaak. Tot na de Tweede Wereldoorlog heeft de familie hier een mannenconfectiewinkel. Zie ook; www.achterdebreedesloot.nl/het_geslacht_steenhuis.htm  Duits, katholiek en 1866 De Duitse pakkiedragers worden door de Nederlanders niet voor vol aangezien. Ze stinken, zijn ongewassen en muf. Ze worden uitgescholden als ‘mof’ of ‘poep’ dat ook uitgelegd kan worden als aanhanger van de pope, pape, de Paus. Ze zijn katholiek en worden door de hervormde Nederlanders voor dom, naïef en achterlijk gezien. Ook praten ze hun platte Duutsk. Dat Duitse seizoenarbeiders stinken, kan wel kloppen. De grasmaaiers, hooiers, kanaalgravers en turfstekers zijn hier om geld te verdienen. Ze slapen in de schuren en hooibergen. Van de vroege ochtend tot de late avond staan ze op het veld. Slechts op zondag wordt niet gewerkt. Het werk is fysiek erg zwaar en ze voeden zich door zelf meegenomen spek te eten en gesmolten vet te drinken (!) Ze zijn maar kort hier, willen zoveel mogelijk geld overhouden en gaan dan weer op pad naar hun eigen familie. Het zal niet altijd even schoon en fris geweest zijn. In 1866 wordt het Duitse grensland deel van Pruisen. Hier regeert kanselier Von Bismarck. Hij heeft het niet op met de katholieken en hun hang naar de Paus. Hij verbiedt de katholieken in het openbaar hun geloof te belijden. Katholieke handelaren die naar Nederland willen verhuizen worden geen strobreed in de weg gelegd. Ze kunnen zo weg, met medenemen van al hun bezittingen en geld. De Haselünner handelsman Anton Dreesmann (1854-1936) heeft in 1866, zoals zovele Duitsers, de gang naar Nederland definitief gemaakt. Dreesmann ontloopt hiermee de verplichte driejarige Pruisische militaire dienst. Hij begint samen met zijn zwager Willem Vroom (1850-1925, zijn roots liggen in Ibbenbüren) in Nederland het grote warenhuisconcern V en D met in 1971 64 vestigingen en 22.000 werknemers. Fliesen Hollandgangers ontdekken in Nederland de ‘niedliche’ siertegeltjes voor aan de wand. Ze nemen de ‘Fliesen’ mee uit Holland en bekleden in hun huizen de achterwand van de open vuurplaats ermee. Nu nog is in menig oud Duits huis de muur achter de kachel en onder de schouw ‘bossem’ bekleed met deze vaak blauwe kleine ‘schilderingen’. De tegeltjes beelden Hollandse stadsgezichten of landschappen uit. Bekend zijn ook de Bijbelse afbeeldingen (foto; GS). Zie ook; www.achterdebreedesloot.nl/rudolph_pagina3.htm Hümmling Een andere streek die bekend is om zijn handel met Nederland is de Hümmling. Deze streek ligt eveneens ten oosten van de rivier de Ems maar ten noorden van de steden Meppen en Haren. In het voorjaar van 1962 verschijnt bij de Geïllustreerde Pers N.V. Nederland in de serie Margriet reisbibliotheek deel 3 ‘Op reis in Duitsland met dr. L. van Egeraat’. Het is een bijzonder mooi gekleurd boek in bijna 300 pagina’s met de sfeer van de jaren zestig. Sommige foto’s zijn in full colour en andere beelden in het zwart-wit van de tijd dat nog geen kleurenfoto’s bestonden. De uitgave is bedoeld voor de lezers van het damesweekblad ‘Margriet’. De oorlogsjaren liggen ruim tien jaar terug en langzaam maar zeker gaat Nederland op vakantie, óók naar onze oosterburen. Het boek prijst het Duitse land in al zijn diversiteit, natuur en schoonheid, aan. Op bladzijde 148 gaat de schrijver kort in op ‘Oerwereld langs de Nederlandse grens: de Hümmling’. 3/5   Ga naar de volgende pagina [ ] De oerwereld met plaggenhutten, oude schaapsstallen, hunebedden, kniehoge heide, spinnewielen, en groepen zigeuners, deze wereld die door God en de mensen schijnt verlaten, ligt veel dichterbij huis; de Hümmling, een veertigtal kilometer ten oosten van Ter Apel en Emmen. Het interessante deel van de Hümmling ligt tussen de vierhoek Werlte- Klein Berssen- Börger- Bredden- Werlte. Van Ter Apel of Emmen rijdt u over Haren, Lathen en Sögel in een uur naar deze vierhoek. Laat uw voertuig dan voor wat het is en ga zoveel mogelijk wandelen. Verwacht hier geen comfort, maar het hotelletje Tepe in Werlte geeft u behoorlijk te eten en een proper bed voor vijf gulden. Kamperen kunt u overal. Voor echte natuurliefhebbers, maar dan inderdaad voor echte, is dit hoekje van Duitsland hun paradijsje. Dat de Hümmling in aanmerking komt voor een weekendtrip, is duidelijk. Hebt u wat langer de tijd, ga dan naar het nabije Cloppenburg met de Oldenburger Schweiz [ ].