8. Het betreft hier het ouderlijke gezin Bentlage, vader Jan Berend ‘Grote’ Bentlage en Maria Helena Koop, zie noot 6. Zij zijn in 1919 van de Maatschappij in Barger-Compascuum verhuisd naar Barger-Oosterveld. Beide overlijden daar in 1932. Ten tweede het gezin van tante Anna Gesina Bentlage en Heinrich Vocks. Anna Gesina is de drie jaar jongere zus van vader, geboren in 1848 in Horsten. Zij trouwt in 1882 met Heinrich Vocks, geboren in 1843 in het Duitse Geringhusen-Freren. Zij hebben ook in Barger-Compascuum gewoond. Heinrich Vocks nog met zijn oude vader in de Maatschappij. Hij is molenaar-bakker bij boer- winkelier-caféhouder Jan Berend Wilken. Tot 1894 woont het echtpaar tegenover de molen aan de Runde en verhuist dan naar Barger-Oosterveld. In Barger-Oosterveld is Vocks eveneens bakker maar ook landbouwer. Hij overlijdt daar in 1910, Anna Gesina Bentlage in 1925. Heinrich Vocks had in 1866 de Slag bij Langensalza meegemaakt. Deze oorlog had tot gevolg dat het koninkrijk Hannover- en hiermee ook het Emsland- werd geannexeerd. Vanaf dat moment viel het Emsland onder Pruisisch bewind. Vocks ging daarna varen, werd bakker in verschillende Nederlandse steden maar liet zich in 1873 in de gemeente Emmen inschrijven. In 1882 trouwt hij in Emmen met Anna Gesina Bentlage. Hun zoon Gerard Heinrich wordt later postambtenaar in Zwolle en krijgt bekendheid als schrijver van de beide boeken over ‘Kleine Hein’. Het tweede boek heet ‘Kleine Hein onder vreemd volk’. De hoofdpersoon werkt dan als herder en koeienjongen bij een grote Duitse boer, ergens dichtbij aan de Ems. Zijn twaalf jaar oudere neef Herman Bentlage is twee jaren herder geweest in de Gemeinde Emmeln, zie het document. Hebben beide jongens met elkaar gepraat en was Herman inspiratiebron voor Heinrich Vocks? Zie: http://www.achterdebreedesloot.nl/in_de_boeken_pagina1.htm In de buurt woont ook oudere tante Maria Anna Bentlage. Zij is in 1841 in Horsten geboren, trouwt in 1865 in de gemeente Onstwedde met streekgenoot Jan Harm Heller, in 1844 geboren in Horsten. Ook zij wonen in de Maatschappij, maar verhuizen niet naar Barger-Oosterveld. Maria Anna Bentlage overlijdt in 1904 en Harm Heller in 1908. Zij zijn stamouders van de Barger- Compascumer families Nusse, Koop en Schulte, die tientallen jaren woonachtig zijn in de Maatschappij. De zonen Hinnek en Geert Heller verhuizen in de jaren twintig met hun grote gezinnen naar respectievelijk Hoensbroek (mijnen-Limburg) en Eindhoven (Philips). De genoemde broer en twee zussen Bentlage komen uit het Groningse Horsten. Ze zijn kinderen van Geert Hendrik Bentlage (1811 Bockhoff, nabij Herzlake (D)- 1874 Horsten) en Anna Helena Tieben (1817 Rbrock-1881 Horsten). De familie Bentlage komt oorspronkelijk uit Bockhoff bij Herzlake (D). Leden van deze familie zijn via Rütenbrock-Lindloh naar Nederland getrokken, rond 1840 naar Zuidoost Groningen en na 1866 naar Zuidoost Drenthe. Heeft deze familie zijn nog verdere roots liggen in het kasteel annex klooster Bentlage nabij de stad Rheine ? Zie: http://fjmblom.home.xs4all.nl/collectie_broer_berens/collectie_broer_berens134.html  9. Rond 1950 produceert op Westelijke Doorsnee nz 122 de familie Kempers stoeptegels, 30 bij 30 cm. Om de hoek, op Oosterdiep wz 132 heeft de familie een hout- en bouwmaterialenhandel. Waarschijnlijk grenzen de tuinen van beide percelen aan elkaar en is het één bedrijventerrein. In het pand aan de Doorsnee zit nu Bosma Campers en is het pand aan het Oosterdiep als woonhuis- bloemenwinkel in gebruik.  10. Theodoor Bentlage verhuist naar Hoofdkanaal oz 73. Het is een groot pand bestaande uit drie delen. De zuidzij is in gebruik als kruidenierswinkel van het echtpaar Bolk-Scheve. Middenin woont Harm Sulmann en aan de noordkant het echtpaar Pijpstra. Mevrouw Pijpstra is brugwachter van het Draaigie, het smalle bruggetje over het Hoofdkanaal. Ik denk aangelegd voor de katholieke kerkgangers die wonen aan de wz-kant. In de winkel van Bolk huist later kapper Sam de Vries. In het woondeel van Sulmann begint Bentlage zijn café en in het deel van Pijpstra een ijssalon. In de jaren vijftig verkoopt Bentlage vis en doet Broer ook een visventroute. Broer verkoopt ijs onder zijn eigen merknaam ‘Lebro ijs’. De naam is een samenstelling van de eerste letters van de voornamen van zijn echtgenote en van zichzelf: Lenie en Broer. De Bentlage’s breiden regelmatig uit. Een grote zaal wordt achter aangebouwd. Broer bouwt zich ernaast een woonhuis. Voor de funderingen gebruikt hij stenen van de vroegere kalkoven. Ook de vuurvaste stenen heeft hij erin verwerkt. Hij heeft zich vaak afgevraagd waar deze bijzondere grote vuurvaste stenen vandaan kwamen. Het horecabedrijf wordt nu geleid door dochter Rikie, Anna en Theo Bentlage. 11. In ongeveer 1994 ben ik voor een aanbouw aan mijn woonhuis op zoek naar gebruikte stenen. In mijn zoektocht door de buurt vind ik aan de Kalkovenwijk meerdere hopen oude steen. Het zijn de resten, muren, stenen en funderingen van de vroegere kalkoven. De muren zijn met kalk opgemetseld zodat ik de stenen zo uit de fundering kan pakken. Meerdere aanhangwagens vol met stenen breng ik naar mijn huis in Barger-Compascuum. Vervolgens heb ik de duizenden stenen in een periode van twee winters afgebikt en de resten kalk, cement en zand er afgeslagen. Er waren ook bijzondere stenen bij. Stenen in een bredere en langere maat. Het moeten kloostermoppen zijn. Heeft de bouwer van deze kalkoven kloostermoppen gebruikt? En waar heeft hij deze vandaan gehaald. Bij het klooster van Ter Apel misschien?  Haalde Harm de Jonge stenen uit Ter Apel? De uiteindelijke uitbreiding van ons huis is in de zomer van 1997 gerealiseerd. 12. F. Geerdink en K.F. Geerdink 100 jaar parochie ‘Sint Willehadus’ Munsterscheveld/ Emmer-Compascuum 1895-1995 (Emmen 1996) 155. 13. In 2012 kom ik in gesprek met Harm Geertsema. Hij woont op dat moment in de Herman Scholtenflat in Emmer Compas. Harm is van jaargang 1928, geboren aan Kanaal C in Emmer Erfscheidenveen. Ze wonen later in de ‘Schutten’, de Gruinten, vlakbij de kazerne aan de Runde. In de jaren 1942 tot en met 1945 werkt hij bij de Duitse gebroeders Tieben in Fehndorf. De beide broers Hans en Franz Tieben runnen daar een Land und -Torfwirtschafft. Franz is de boer en Hans de vervener. De boerderij heeft zijn grond in het gebied tussen het Süd Nord Kanal en de grens met Nederland. Harm, zijn vader, zijn zus en twee broers werken hier. Samen met meer Emmer- Compascumers vormen ze een 13 koppige persmachineploeg. Ze graven het veen af, maken het land aan en verschepen de turf die naar Emden, Bremen en Hamburg gaat. Elke dag fietsen ze ernaar toe en weer terug. Vanaf het Oosterdiep, via het Wortelboerstraatje, Kalkovenwijk, Bredesloot, Zwartenberg, bij Over de grens over, Lindloh en dan via het Süd Nordkanal naar Fehndorf. In Fehndorf, naar de boerderij in de richting van de grens. Bij de grens is een overgang die G-4 heet en grenswachten staan er te controleren. Een Ausweis is verplicht. Harm heeft ook omgang met gevangenen uit de kampen die landwerk doen. Russen zitten in Kamp Wesuweermoor. Maar er werken ook Fransen, Polen en Italianen uit anderen kampen. De gevangen krijgen nauwelijks eten. Ze moeten het met een beetje koolsoep doen. Vaker deelt Harm zijn brood met één van de gevangenen. Hij heeft gezien hoe deze mensen wormen uit de grond trekken om ze op te eten. Een dood varken dat drijft in het kanaal wordt opgegeten. Op meerdere boerderijen werken civiel gevangenen. Dit zijn Russen of Polen die op de boerderijen het werk moeten doen. Opvallend is dat zij niet aan de tafel van het gezin mogen mee eten. Harm maakt kennis met Alix Kurban, een civiel gevangene uit de Oekraine. ‘Een doodeerlijke vent’ meent hij. Hij werkt op de boerderij van de plaatselijke O.T. Zijn baas is een echte fascist. Alix krijgt eens per maand een rodekruispakket uit Rusland toegezonden. De tabak die erin zit deelt hij met Harm. Als de oorlog ten einde is, pakt een Russische gevangene een motor uit de schuur van Tieben en maakt een triomftocht door Fehndorf. Zo blij! In het jaar erop moet Harm in dienst voor uitzending naar Indonesië. Dokter Belksma schrijft hem herhaaldelijk ziek, zodat hij niet opgeroepen wordt. Belksma was tegen de dienstplicht. 14. In de schelpkalkoven worden onder hoge temperatuur schelpen verbrand. Schelpen bestaan o.a. uit kalksteen: calciumcarbonaat, scheikundige formule CaCO3. Een wit poeder blijft over. Dit is ongebluste kalk: calciumoxide, CaO. Ongebluste kalk veroorzaakt op de blote huid verbrandingen, het heeft een water onttrekkende werking. Dan wordt aan de ongebluste kalk water toegevoegd. Dit heet blussen of lessen. Vandaar het begrip dorst lessen. De schuur waarin dit gebeurt heet ook lesschuur. Hierbij ontstaat warmte en komt stoom vrij. Een dergelijke schuur is nooit volledig gesloten maar vaak van alle kanten open. Wat overblijft is gebluste kalk: calciumhydroxide, Ca(OH)2 in wit zachte poedervorm. Gebluste kalk die met kooldioxide in aanraking (buitenlucht) komt verhardt en versteent tot kalksteen: calciumcarbonaat, CaCO3. En zo is de cirkel rond. Zie ook het gedicht op het eerste blad. Kalk wordt gebruikt al witkalk om muren wit te pleisteren en waterwerend te maken. Bij het lijnen van sportvelden, buiten en bij gipstoepassingen. De tuinman doet kalk op zijn gazon om beter gras te krijgen. Hij wil de zuurgraad naar beneden hebben. Hetzelfde doet de veenkoloniale boer. Hij gooit in het voorjaar kalk op zijn venige dalgrond. En eerder kalkte men de eerste meter van een vruchtboom om insecten te weren. Maar kalk wordt vooral gebruikt in de bouw bij de bereiding van metselspecie. Eerder werd kalk aan zand toegevoegd en met dit mengsel (mortel) gemetseld. De specie bleef zacht en elastisch. Voordeel was dat bij sloop de stenen af te bikken waren en dus ook goed te hergebruiken. Tegenwoordig gebruikt men Portland. Hiermee wordt de specie steenhard en bij sloop zijn de stenen niet goed af te bikken. Na de sloop gaan deze stenen naar de puinbreker. Zonde! 6/6   Ga terug naar het begin